|
Nederlandse Hall of Fame : Quicksilver S
geboren in 1949, rec. 1.18,3 winsom Hfl. 328.000 (150.000 Euro)
bruine hengst v. Fried 1.21,1 u. Baroline 1.28,3 v. Judge Scott 1.23,5
|
|
Quicksilver S was een fenomeen, de beste ooit, voor velen het paard van de eeuw.
Als jong paard was hij wisselvallig en wispelturig, maar gelukkig hebben ze hem
hengst gelaten.
Toen hij in training kwam bij Jan Wagenaar sr. kwam de omslag. Die twee verstonden
elkaar en het werd als in een sprookje: Quicksilver S was nauwelijks te kloppen
en won totaal 142 koersen, een wereldrecord dat nog steeds staat en niet te verbeteren
lijkt. Zijn grootste overwinning behaalde hij in de Grote Prijs der Lage Landen
in 1964 als vijftienjarige. Als zeventienjarige nam hij afscheid met een overwinning
in de Revanche der Grote Prijzen op Mereveld.
Hij trok duizenden bezoekers naar de renbaan en er werd ontzettend veel over het
paard geschreven.
Hieronder staan enkele artikelen uit die tijd. Dit is de beste illustratie van
de enorme populariteit van dit paard en de unieke verbintenis van een man met
een paard. Lees vooral de woordelijke teksten uit de mond van Wagenaar senior
in het derde artikel.
1. ARTIKEL BIJ HET AFSCHEID VAN DE BAAN IN 1966:
QUICKSILVER VAN DE BAAN
tekst: Louwrien Wijerse (uit Panorama)
Quicksilver S draaft niet meer. Hij is te oud. Maar aanstaande zondag zal deze
sterkste Nederlandse draver - 141 overwinningen, 325.000 gulden - zijn klasse
willen en moeten bewijzen door zijn afscheid te vieren in de Revanche der Grote
Prijzen op de baan van Mereveld. Dan, na zondag, zal de hooghartige hengst voor
veIe dure guldens gaan zorgen voor nieuw sterk draversbloed.
Het regent. Ongeïnteresseerd kijkt hij naar buiten. Daar dampt het weiland vochtig.
Op de achtergrond verschuilen de uitgestrekte bossen van de Veluwe zich in de
grijze neerslag.
"Er is me verteld," zeg ik, "dat u een ongenaakbare oude heer bent." Met koele
diepblauwe ogen observeert hij mij even. Het zijn ogen die geen spot dulden. Fier
staat bij rechtop. Hij antwoordt niet, maar wend' zijn hoofd weer af naar het
grauwe landschap. Geen rimpel verraadt zijn ouderdom. Geen wit haar heeft zich
in zijn dos gewaagd. Zwart glimmend ligt zijn lange haar op het hoge bruine voorhoofd.
Dan plotseling: "U wilt dus een interview?" Om zijn mond komt een geamuseerd trekje.
Zoiets als: waarom eigenlijk? Maak je toch niet zo druk. "U hebt een leven met
grote verdiensten achter u liggen. Daarover zou ik willen spreken, nu de tijd
gekomen is dat uw pensioen noodgedwongen een einde maakt aan uw carrière." "Wat
moet ik daaraan toevoegen? U kent de feiten. Ik ben de grootste. Ik ben de Cassius
Clay van de drafsport. Honderdeenenveertig maal ben ik als eerste door de finish
gegaan. Dat heeft geen ander ter wereld gepresteerd. De belangrijkste overwinningen:
vijf maal de Grote Prijs van Nederland; drie maal nationaal kampioen van de dravers;
drie maal kampioen Nederlandse Paarden; twee maal het kampioenschap van Nederland
en eenmaal de Grote Prijs der Lage Landen.
Ik heb alles bij elkaar 325.000 gulden verdiend. Ook daarmee sta ik hier bovenaan.
Voorts heeft Prins Bernhard in hoogst eigen persoon mij tot viermaal toe de Gouden
Zweep overhandigd. Ik ben de eerste die de Gouden Zweep mag houden." "Men is altijd
benieuwd naar het privéleven van grootheden," waag ik weer te zeggen. Het geamuseerde
trekje wordt nu puur ironisch. Hij steekt van wal. "Eigenaardigheden wil men weten.
Goed, noteer. Ik slaap staande en ik zal staande sterven. Net als mijn grootvader
Judge Scott. Kent u hem? Ook een winnaar; een prijzendief. Maar ik heb hem overtroffen.
Hij is 31 geworden. Daarin zal hem misschien niet overtreffen, want dat is vreselijk
oud. Maar ik zal wel staande sterven. Zo hoort het. Noblesse oblige."
"Voor elke wedstrijd laat ik me geweldig optutten. Dat brengt je in een soort
zorgeloze zaligheid. Ik laat mijn haar doen. Op m'n voorhoofd laat ik het vlechten.
Mijn billen zijn de enige billen hier te lande, die voor elke wedstrijd in een
keurig schaakbordpatroon gekamd worden. Ik laat een blauwe kap op m'n hoofd zetten
met twee punten voor m'n oren en twee ronde gaten voor m'n ogen. Ik draag mijn
fraaie hoofdstel, waarop in koper mijn naam gegraveerd staat. M'n hele lichaam
blinkt als een goudhaantje. Dat vertoon ben ik min of meer aan mijn image verplicht,
nietwaar?"
"Bent u nerveus voor een wedstrijd?"
"Nee, ik ben nooit nerveus. Mijn vreemdste eigenaardigheid is dat ik altijd win.
En, misschien is dit ook aardig om te weten: na elke overwinning snoep ik een
hele rol pepermunt op."
"Wat eet u verder?"
"Ik ben erg kieskeurig met mijn eten. Mijn haver laat ik speciaal uit Amerika
komen. Het is de beste haver ter wereld, droog en hartig. Verder biks, luzerne-hooi
en wit hooi. Daarvoor heb ik ook een apart adresje. Nee, dat geef ik niet prijs.
Ik ben een matige eter. Vaak wordt men op hogere leeftijd een veelvraat. Ik niet.
Ik houd mezelf onder controle."
"U hebt door uw grote bekendheid zeker veel vrienden gemaakt?" "Nee, met mensen
laat ik me niet in. Totdat ik zeker weet dat ze te vertrouwen zijn. De eerste
negen jaren van mijn leven heb ik volkomen geïsoleerd geleefd. Afstand bewaren.
Ik geloof ook dat ik daarin mijn grote kracht heb gevonden. Als je mensen niet
door en door kent, weet je niet wat ze van je willen. Ik heb maar twee vrienden.
Ik noem namen. Iedereen mag dat weten. Het zijn mijn trainers Jan Wagenaar en
zijn zoon, in de wandeling Jonge Jan. Hen begrijp ik en zij begrijpen mij. Dat
is belangrijk."
"En uw eigenaar Joh. Smit uit Groningen?"
"De oude heer Smit ken ik nauwelijks. Jaren lang is hij naar elke wedstrijd die
ik liep, komen kijken. Tweederde van het geld dat ik win, is voor hem. Maar het
wond hem eigenlijk te veel op. Hij werd er te oud voor. Hij is 84. Een paar jaar
geleden heeft hij zijn heup gebroken. Hij is nu erg slecht ter been. Als ik in
Groningen loop, wordt hij in een auto tot vlak bij de finish gereden. Dat is wat
ik van hem zie. Kennen doe ik hem eigenlijk niet. Ik heb me ook nooit veel aan
hem gelegen laten liggen. Ik ben een ongenaakbaar heerschap."
Hij wendt zich af, schudt een paar maal snel met zijn hoofd en trekt zich weer
terug in een onaantastbare zelfverzekerdheid. Hij is wie hij is. Ik Quicksilver
S. De onverbiddelijke bestseller van de Nederlandse drafbanen.
Een bestseller, want Quicksilver S is de lieveling van het publiek. Ook aan de
kassa's van de toto. Er is voor vele duizenden guldens op hem gespeeld. Als Quicksilver
S meedoet aan de koersen, vliegt de omzet omhoog, zo weten de heren van de totalisator.
Het publiek is gewoon Quickziek. Vóór zijn koers overheerst in het gemompel op
de tribunes maar één klank; drie lettergrepen: Quicksilver, Quicksilver... Quicksilver...
Dan verschijnt hij op de baan. Sierlijk stapt hij voor de sulky uit. Mooi opgetuigd,
met de blauwe kap, de geblokte billen en het gevlochten haar. Pikeur Jan Wagenaar
jr. leidt hem een paar maal voor de tribune langs. De duizendkoppige menigte applaudisseert
verrukt. Men gaat schreeuwen: Q-U-I-C-K-S-I-L-V-E-R!! Q-U-I-C-K-I-E!
Zondag 30 oktober zal dat in Utrecht voor het laatst geroepen worden. Die dag
loopt Quicksilver S zijn laatste koers om de Revanche der Grote Prijzen. De Stichting
Nederlandse Draf- en Rensport heeft een bepaling ingevoerd, die met ingang van
1 januari 1967 alle hengsten van dertien jaar en ouder uitsluit voor draverijen.
De paardenfokker is ermee gebaat, die kan zo zijn jonge paarden ook de kans geven.
Maar het publiek wil er niets van weten. "Het is een rotstreek. Ze doen het om
Quick er uit te krijgen. Ze gunnen hem niet dat hij wint," vindt men achter de
hekken verontwaardigd.
De 22ste februari is Quicksilver S zeventien jaar geworden. Naar mensenmaatstaven
gemeten was dat zijn 74ste verjaardag. Een krasse oude dus, die iedereen verbaast
met de kracht die nog in zijn body schuilt. Net zo kras als zijn eigenaar, die
ook op 74-jarige leeftijd zijn laatste koers reed. En ook iedereen verbaasde toen
hij die nog won ook. Dat is nu tien jaar geleden. Maar een paar weken terug liet
de heer Joh. Smit toch ook nog de 24-jarige verpleegster die hem verzorgt, opbellen
naar de manege in Groningen met de boodschap dat men hem onmiddellijk met een
auto moest halen; hij wilde weer eens op de rug van een paard zitten. "Als ze
me helpen opstappen, dan rijd ik zo het bos in. Het zou goed zijn voor mijn pijnlijke
heupgewrichten," zegt de multimiljonair, eigenaar van drie strokartonfabrieken,
van een vlas- en aardappelhandel en eigenaar van Nederlands grootste drafpaardenstal.
Hele dagen zit de paardenliefhebber achter zijn bureau in de herenkamer van zijn
ouderwetse Groninger villa. Omringd door telbare zilveren en gouden trofeeën,
door hem en zijn paarden gewonnen. De Gouden Zweep, die Quicksilver gewonnen heeft,
hangt tegenover hem aan de muur. Met een plastic bloem in de revers van zijn klassieke
kostuum gaat de heer Smit nog regelmatig naar zijn 54 paarden tellende stoeterij
in Zuidhorn, waar die 22ste februari 1949 de 15-jarige Baroline - dochter van
Judge Scott en de al even bekende Francaise Tourterelle - het leven schonk aan
een welgeschapen mannelijke telg, die Quicksilver S(mit) werd gedoopt. Het is
een soort handelsmerk voor fokker Smit geworden, zijn paarden de namen van vogels
te geven. ("Ik sla er woordenboeken in allerlei talen voor op.")
Kort na de geboorte doet Smit - zelf ook in Zuidhorn geboren - het veulen voor
1800 gulden van de hand. Acht jaren hoort hij niet veel goeds van zijn Quicksilver
S. De hengst raakt in handen van vele binnen- en buitenlandse trainers. Hij wisselt
nog eens van eigenaar. Hij wint weinig; verdient, wat men noemt, net zijn haver,
meer niet. Of hij nou in Duitsland, Frankrijk, België of in Nederland draaft.
Hij loopt slordig, maakt fouten en wordt vaak uitgeschakeld. Als de achtjarige
Quicksilver dan ook nog op de hengstenkeuring afgewezen wordt, is dat voor zijn
Wassenaarse eigenaar zo'n teleurstelling, dat hij zo gauw mogelijk van hem af
wil zijn. Zijn oude baas en fokker koopt hem terug voor de somma van 5000 gulden.
Weer verhuist hij van trainer naar trainer. Weer moeten drie beroemde trainers:
Willem Geersen, M. Vergay en Bonne de Jong erkennen: "Ik krijg dit paard niet
aan het draven."
Hij is negen jaar als hij voor 42 gulden in de week in de kost komt op het luxe
entrainement - 20 ha grasland midden tussen de Veluwse bossen - van trainer Jan
Wagenaar sr. in Otterlo. Dan beginnen de successen. Dan gaat Quicksilver S foutloze
koersen lopen en winnen.
"Ik had het wel gedacht hoor," zegt in Groningen Smit vanachter zijn bureau. "Quicksilver
is een witte raaf, er zit kracht in zijn glanzende body." "Ik wist dat Quicksilver
anders is dan anderen," zegt in Otterlo Wagenaar senior bij de box van zijn lievelingspaard.
"Maar hij is ongezeglijk. Je moet hem aankunnen."
De kleine, gezette, in paardesportkringen als driftkop gevreesde trainer: "Ik
ben kort voor de kop, maar met paarden weet ik me in te houden. Je moet een paard
helemaal laten komen, zodat hij honderd procent gewillig is. Een paard heeft karakter,
denk daar goed om. Als een paard raar doet, heeft dat zijn reden. Ik ben nooit
kwaad op Quick geweest. Slaan? Ben jij bedonderd! Ik sla niet. Een hengst krijg
je niet klein met een zweep."
De bolknaksigaren verslindende Wagenaar praat hier midden op de Veluwe nog steeds
onvervalst Amsterdams. Daar is hij geboren. Op negenjarige leeftijd zocht hij
al handel om als oudste zoon uit een gezin met acht kinderen zonder vader voor
het eten te zorgen. Brokken veen, uitgegraven op de Amstelkade, verkocht hij in
de Jodenbuurt. Later werden het blokken hout en nog later steenkolen. Toen hij
twaalf was, kocht hij zijn eerste paard. Een hit; die kostte hem 75 gulden. Hij
kon het met vijf gulden in de week afbetalen. De hit, die voor een eigengemaakte
wagen stenen naar de nieuwbouw moest brengen, stierf na zes weken aan koliek.
Een roodschimmeltje, Corrie, werd zijn opvolger. Nog tien jaar later had hij zijn
eerste draver. "Fräulein heette ze. Ze was wel driehonderd jaar oud, maar ze liep
zo hard, dat de politie er aan te pas kwam. Ik trainde met haar op de Amsteldijk,
en dat mocht niet." vertelt Wagenaar.
Hij kocht meer paarden: Queenie, Hardstein, Marie P, Anzelor, Absyrtus, Welkom,
Zora. Hij fokte en draafde. "Hard werken en geluk, dat moet je hebben. Laat ze
maar kletsen. We winnen veel. Doping verwijten ze mij. Laat ze komen kijken hoe
mijn paarden er uitzien. Leugens vertellen ze. Doping, bah. Ik weet niet eens
hoe het spul er uitziet. Het is nog nooit in mijn huis geweest. Werken, werken
en nog eens werken, dat is het hier in Otterlo."
Hij knipt een van zijn waterige turkooizen ogen veelbetekenend dicht: "Ik kan
wel zeggen dat ik er schatrijk aan geworden ben. Voor de omzetbelasting word ik
op 30.000 per jaar getaxeerd om maar een voorbeeld te noemen.
Van de 54 paarden die hier lopen, zijn er 24 mijn eige."
En tegen Quicksilver, die ongedurig in een hoek van zijn box staat: "Quickie,
Quickie kom es hier. Quick is mijn beste, mijn allerbeste. Hij heeft het verstand
van een mens. Als ik bij hem ben, bedaar ik meteen. Er gaat rust en kracht van
hem uit."
Oude Jan en Jonge Jan zijn Quicksilvers vrienden. Met Jonge Jan rijdt hij. Met
hem vecht hij voor hun beider eer. Met Oude Jan heeft hij een andere verhouding.
's Avonds om tien uur in de donkere stille stal staan ze te vrijen.
Jonge Jan rijdt hem al acht jaar naar de finish. Jan Wagenaar jr. is Nederlands
toppikeur. Als jongetje van zes was hij al stiekem achter de hooischelven aan
het harddraven. Een buurvrouw zag hem bezig: "Klaar maken en op uw plaatsen,"
riep hij, en dan stoof hij weg. In 1951 vroeg zijn vader al een leerlingenvergunning
voor hem aan. Die werd geweigerd omdat kleine Jan pas veertien was. Twee jaar
later maakte bij op Duindigt zijn debuut. Tien overwinningen boekte hij als zestienjarige
pikeur. Na een verloren rit kon hij staan huilen bij de auto. En nu? Wagenaar
jr. grinnikt: "Als ik een koers heb verknoeid door mijn eigen stommiteit, dan
grien ik nog wel eens. "
Senior over junior: "Zoals Jan een koers bekijkt, dat is ongelofelijk. Dagen tevoren
zit hij er al op te studeren. Wie zijn de grootste rivalen? Start hij aan de buitenkant
of aan de binnenkant? Vóór in het veld of achterin? Op papier heeft hij de koers
al duizend keer gereden. Als Jantje de baan op komt, klappen de mensen al. Zo
populair is hij."
Junior: "Het komt omdat ze weten dat ik voor een overwinning vecht."
In zijn rood/gele bloes, de kleuren van stal Smit, rijdt Jan jr. Quicksilver S
naar de startplaats. Er is geroepen en geklapt. De spanning is voelbaar op de
tribune van Alkmaar op 28 augustus. Men mompelt: "Ik heb Quick in een trio gezet
met Yonker Hanover en Alchimist." Quicksilver S moet de maximum handicap geven.
Tachtig meter achter de anderen moet hij starten. De microfoon roept: "Klaar maken,
op uw plaatsen 1, 2, 3 af." Het publiek is stil. Negen paarden stuiven weg. Nog
vóór de eerste bocht heeft Quicksilver zijn achterstand ingelopen. Hij komt midden
tussen zijn rivalen. "Waar is Quick, waar is ie," roept men achter de hekken.
De rood/gele bloes van Jan Wagenaar is niet te onderscheiden tussen de andere.
"Hij zit opgesloten. Hij komt er niet tussendoor." Voor de vierde maal draven
de paarden voorbij de tribune. "Hij komt er niet langs," schreeuwt men. De oude
Wagenaar zit gehurkt tegen een paal. "Ho Jan, je gaat te hard," zegt hij zacht.
Honderd meter voor de finish ligt Quicksilver aan de kop naast Alchimist. Met
een neusje verliest hij.
Bij de wagen waar Quicksilver gewassen, gewreven, geklopt en opgevrolijkt wordt,
loopt Jan Wagenaar jr. verloren rond. Een dichte kring mensen verdringt zich om
het populaire paard. Jan vloekt. De mensen stuiven uiteen. Hij neemt het hoofd
van Quicksilver tegen zijn borst. Hij voert pepermuntjes en zegt: "Voor mij heb
je gewonnen." Wild schuurt Quicksilver zijn hoofd tegen de felgekleurde zijden
bloes. Langs zijn benen loopt het waswater wit naar beneden. Hij laat de jongens
met sponzen en trekkers begaan. Hij heeft alleen oog voor zijn pikeur. Schuurt
zijn hoofd tegen hem en legt zijn mond in de hand voor het volgende pepermuntje.
Samen gaan ze de vrachtwagen in. Jan jr. moet de volgende koers rijden met Bramapoetra
S. "Een beste," zegt hij, "maar geen Quick, en dat kan ik er ook niet van maken."
In de benauwde duisternis van de veewagen staat het fenomeen Quicksilver S te
mediteren. "Wat houdt u bezig?" Hij knipoogt veelbetekenend. "Ik ga een vrolijke
oude dag tegemoet. Vrolijker dan vele pensloengerechtigden. Er is veel waar ik
nog niet aan toe gekomen ben. Daar in Otterlo loopt een harem vriendinnetjes,
die bidden en smeken om mijn genegenheid. Die vrouwen willen wel, dat krijg je
als je bekend bent.
Een Amerikaan bood me laatst 50.000 gulden; daarvoor zou ik uit het puik der Amerikaanse
vrouwen mijn keus mogen doen. Ik heb het afgeslagen. Daar in Otterlo kan ik vooreerst
een hele tijd mijn gang gaan. Twee kinderen heb ik nu. Boy van Quick en Burnley
Quick. Maar het zullen er spoedig meer zijn. Zo hebt u een pensioengerechtigde
zeker nooit horen praten. Ook daarin ben ik een uitzondering. Ik ben wie ik ben.
Ik Quicksilver S, straks niet meer de onverbiddelijke op de drafbaan, maar de
vrolijkste vrijer van de Veluwe."
Naschrift: Als 17-jarige won Quicksilver S nog 6 van zijn 14 starts. Hij
werd toen Kampioen der Ned.paarden, Kampioen van Nederland, derde in de Gouden
Zweep en sloot zijn carrière af op 30 oktober 1966 met een gemakkelijke overwinning
in de Revanche der Grote Prijzen op de baan van Mereveld bij Utrecht.
Quick wint (met nr. 13) wint de Grote Prijs der Lage Landen, voor Othka
2. ARTIKEL BIJ HET OVERLIJDEN VAN QUICKSILVER S IN 1970:
MEERVOUDIG KAMPIOEN QUICKSILVER S OVERLEDEN
door E. BARKEY WOLF (uit De Telegraaf)
Otterloo - Gisterochtend is voor ieder onverwacht één van de grootste harddravers,
die ons land ooit kende gestorven: Ouicksilver S. Hij werd 21 jaar. In 1966 nam
Quicksilver afscheid van de haan, ongebroken na een ontzagwekkend lange koerscarriere,
die in het begin bepaald niet over rozen ging, maar vooral vanaf zijn achtste
jaar begon te groeien naar grote hoogte. En bij de meeste paarden is acht jaar
juist het punt van stilstand of beginnende achteruitgang.
Records
Quicksilver S heeft records gevestigd op alle mogelijke punten: Hij verdiende
320.000 gulden, brak met 142 overwinningen het officieuze wereldrecord en startte
in Nederland in totaal 465 keer. Drie maal was hij Kampioen van Nederland. Vijf
keer won hij de Grote Prijs van Nederland. Viermaal bracht bij - in successie,
en te beginnen in 1962 - de Gouden Zweep mee naar huis. Zijn eigenaar was de Groningse
industrieel Johan Smit, een paar jaar geleden overleden. Deze grote liefhebber
en fokker van paarden vermaakte Quicksilver S. aan Jan Wagenaar sr.
Sterke wil
Wagenaars naam is onverbrekelijk verbonden aan die van Quicksilver S. Er zijn
duidelijke overeenkomsten in de karakters van man en paard: beide uitermate sterk
van wil en zeer onstuimig. Jan Wagenaar sr. komt de eer toe Quicksilver S te hebben
ontdekt, op zijn achtste jaar. Weinigen zagen nog iets in deze draver, die op
die leeftijd min of meer moeizaam tot de betere klasse was opgeklommen, maar daar
toch zoveel tijd voor nodig had gehad dat er normaal niet gek veel meer te bereiken
leek. Bij Wagenaar - op diens nieuwe entrainement in Otterlo - begon hij ineens
onvermoede capaciteiten te tonen. Hij ontwikkelde zich in hoog tempo. Hij werd,
als men dat zo zeggen kan, een persoonlijkheid. Quicksilver S toonde zich bij
Wagenaar ineens een vorst en zonder de andere paarden te kort te doen, lieten
vader en zoon Wagenaar hem in zijn waarde. Ook in de koers begon hij zijn eigen
plan te trekken. En de Wagenaars, niet gewend zich door een paard te laten ringeloren,
lieten hem in zijn waarde. Aan Quicksilver hoefde niemand iets te vertellen over
het koerswezen. Hij kende zijn publiek. Hij kende zijn rechten. waarbij applaus
voor een overwinning hem zeer aansprak.
Bekroning
Daar kon hij werkelijk op wachten. Toen hij vijftien jaar was won hij de Grote
Prijs der Lage Landen. Wagenaar sr., als toeschouwer - want zijn zoon reed Quicksilver
toen - had het niet meer. Hij voelde dat die prestatie de kroon op zijn werk was,
dat hier zijn zoon en zijn paard iets unieks deden. En hij was al zo bijzonder
trots op beiden. Gisterochtend is Quicksilver voor het laatst gevoerd. Hij stierf
een paar uur later, waarschijnlijk heeft het hart het plotseling opgegeven. Hij
stierf in het grote, speciaal voor hem afgebakende, stuk land vanwaar hij een
overzicht had op alles wat zich op en om zijn terrein afspeelde.
3. ARTIKEL NA HET OVERLIJDEN VAN QUICKSILVER S
QUICKIE WAS BIJ ONS GELUKKIG
Door Hans Smulders (uit Panorama nr. 25 - 1970)
Quicksilver S is dood en nu een echte legende. Hij won meer koersen dan welk
paard ter wereld ook en dat op een leeftijd waarop andere dravers al lang met
pensioen zijn. Zijn eigenaars Jan Wagenaar senior en Jan Wagenaar junior, die
het paard groot maakten, treuren. Hun droefheid is zo groot, dat het lijkt alsof
een dierbaar kind hun plotseling is ontrukt.
Een dag na het overlijden, Annie Wagenaar: "Je kan nou onmogelijk met mijn man
praten. Onmogelijk! Hij loopt de hele dag te huilen. Hij moet het nog even verwerken.
't Is ook zo onverwacht gegaan. Echt Quickie, onberekenbaar. Laat het nou nog
maar even, ik praat er zelf niet met hem over. Het is een klap, alsof je een kind
onder een auto kwijt ben. En mijn schoonvader is helemaal niet te benaderen. Die
is kapot, die is helemaal kapot."
Twee dagen na het overlijden, Jan Wagenaar junior: "Hij liep de hele dag lekker
buiten in zijn eigen kampie. Hij was zo gezond, hij had nooit wat, nooit verkouden,
nooit hoesten, nooit sjaggerijnig. Hij zag er uit als een achtjarige! Man, hij
was nog steeds in topconditie. Als hij 's morgens naar buiten kwam, gooide hij
dartel zijn kont omhoog en zijn voorbenen en dan hinnikte hij van plezier. Je
had zijn glanzende kleur moeten zien! De appeltjes lagen erop! Nee, het is een
rare gewaarwording.'
Jan senior: "Ja, jongen, we bennen hem kwijt, hij komt niet weder. 't Is dat jij
hem in zijn leven ook zo geroemd heb, anders had ik niet met je willen praten,
jongen. Maar nou ie dood is, gun ik hem de eer. Dat wil ik wel voor de Ouwe Man
overhebben. Ik had nooit kunnen denken dat we hem zo gauw moesten missen. Hij
heeft mij zelfs overleefd, kan je nagaan! Dat paard, jongen, dat paard was een
Páárd. Het is een unicum in de geschiedenis om zo'n paard te hebben. Natuurlijk
hebben we in ons land nog Anton. Natuurlijk! Maar met veertig meter voorgeven
kan ie het al niet meer. En dan start ie tien keer en dan wint ie weleens één
keer! Quick gaf ze zestig meter, tachtig meter en hij won achtermekaar! Freund,
die zei, je weet wel, Freund, Freund uit Duitsland, kan je nagaan: Freund! die
zei: Jan, ik wou dat ik zo'n paard had! Dat zei Freund, moet je goed horen! Nee,
jongen, ik hield van dat paard en je kan lang praten en je kan kort praten, het
is gebeurd."
Junior: "Hij is eenentwintig jaar geworden en dat is niet oud te noemen voor een
paard van die kwaliteit. Ergens in de buurt van Friesland staat een dekhengst
van bijna dertig! En we zijn toch voorzichtig met hem geweest. We lieten hem niet
te veel dekken, rustig aan. Want het geld interesseerde ons niet. Het dekgeld
was vijfhonderd gulden en het veulengeld ook nog eens vijfhonderd. Daar hoefden
we het niet voor te doen. In het seizoen van eind februari tot begin juli dekte
hij gemiddeld zo twee keer in de week. Dat is weinig voor een hengst met die kracht.
Nee, we hebben hem niet lang mogen houden."
Senior: "Je gaat zitten denken, jongen, maar je komt er toch niet uit. En ik heb
hem toch niet te veel te eten gegeven. Ik wilde hem niet te vet maken. Hij kreeg
tachtig procent van zijn voer. Goéd, speciaal voer. En hij dekte niet te veel,
terwijl ik hem toch best kon verhuren, hoor! Maar dat doe ik niet. Moet je goed
horen, ik laat dat paard toch geen tachtig merries dekken. Ja ik ben daar een
beetje mesjokke! Dan ben ik mijn Quickie kwijt, ik prakkezeer er niet over. Ik
heb het dekgeld nog verhoogd. Ik denk: Dan lopen ze niet zo hard. Maar mooi dat
ze nog harder liepen. Ja, wie wilde er nou geen kind van Quickie! Ik heb zelf
vijftien kinderen van hem, maar ja, zo'n Paard krijg je natuurlijk nooit meer.
Ouwe Quick was een buitenbeentje en dat blijft ie voor mij. Altijd. Altijd, versta
je me goed? Altijd!
Junior: "lk was er gelukkig niet bij. Ik was nog thuis. Ik werd opgebeld. Ze zeiden:
Quick is niet goed geworden. En toen werd ik al slap in de benen. Dat paard had
nooit wat, nooit ziek, nooit verkouden. Er was eens een influenza-epidemie. Alle
paarden hadden influenza, hoewel ze waren ingeënt. Maar Quick was niet ingeënt
en hij stond bij al die paarden en hij had niks! Ik racete in mijn auto naar het
entrainement en ik dacht al: Die is dood!
Hij moest die morgen een merrie schouwen. Je laat dan de merrie aan de hengst
zien en als ze dan parig wordt, is ze niet drachtig en moet ze weer besprongen
worden. Als ze niet parig wordt, is ze drachtig. De knecht haalt Quick uit zijn
box. Buiten gaat ie een keer omhoog, hij begint verschrikkelijk te blazen, hij
valt en hij hinnikt nog twee keer en dan is het over. Volgens mij sloeg een hoofdspier
van zijn hart dicht. Ik kwam eraan rijden en ik zag hem liggen in zijn kampie.
Ze hadden een deken over hem heen gelegd.
Senior: "Was ik maar niet thuis geweest! Maar ja, jongen, ik was wel thuis. Jan
Boer en Gerard halen Ouwe Quick uit zijn box om een merrie te schouwen. En Quick
had zijn voer niet op! Hij had zijn voer niet op! Hij kreeg van mij 's avonds
om tien uur altijd nog een lekker happie. Dat wou hij graag, dat vond ie lekker.
Nog even een lekker happie, 's avonds laat. Maar hij had zijn voer niet op! Jan
Boer denkt: Wat stapt die hengst hoog! Benauwd, hè, benauwdheid. Hij begint te
rillen en valt dood. Die jongens hebben gehuild, gehuild! De veearts is geweest
en ze hebben dekens over hem heen gelegd en hij was al lang dood en ze waren hem
nog aan het aaien. Nee, jongen, ik hou van al mijn paarden en er gaan er wel meer
dood en ik ben van boven tot onder paardeman, maar Ouwe Quick dat was mijn kind.
Dat kan jij niet begrijpen, jongen. Maar moet je goed naar me luisteren: toen
Quick zestien was toen liep ie nog achttien. Hoor goed: achttien!! Nou is ie dood."
Junior: "We hebben hem laten cremeren. We wouwen geen souvenirs. Ergens bij Rotterdam
kan je die paarden naar een slachterij brengen. Dan gaat het vlees naar de dieren
in Artis. Krijg je nog wat geld toe. Daar vonden we Quickie toch te groot voor
geweest. Dat beest heeft zo verschrikkelijk veel voor ons gedaan, dat kan je niet
gaan voeren aan de dieren. Nee, we hebben onze herinneringen."
Senior: "Ze praten nou over een vergroot hart, maar volgens mij kén dat niet.
Ik zeg: Wat, een vergroot hart? Quicksilvertje liep nooit van zijn hele leven
voluit. Hij liep altijd maar negentig procent van zijn top, meer was nooit nodig.
Hij was nooit moe. Ik rij ermee naar Zweden. Vierendertig uur rijden. Ik rij de
koers, ik win en ik rij weer dertig uur terug. En de volgende dag rij ik in Nederland
een koers en ik win weer. Wat een vergroot hart! Ik was gisteren op de koers in
Nootdorp en een man bood me een aardig sommetje voor de vier voetjes van Quickie.
Ik zeg: Quickie is verbrand, jongen. Hij wou er natuurlijk mooie asbakkies van
maken, van die voetjes. Staat mooi op tafel. Een voetje van Quicksilvertje op
tafel als asbakkie! Nee, daar is Quickie te groot voor geweest.'
Poot uitgedraaid!
Junior: "Twaalf jaar hebben we dag en nacht met hem opgetrokken. Dat is een lange
tijd. Twaalf jaar bijna aan één stuk, want hij heeft nog anderhalf jaar bij de
ouwe Smit gestaan als dekhengst, nadat ie afscheid van de koers had genomen. Dat
paard was van Smit, weet je nog wel, maar toen die doodging, hebben wij Quickie
ge-orven."
Senior: "Moet je goed luisteren, jongen. Ik was jaren geleden al stapelverliefd
op Quickie. Dat was nog in de tijd dat ie af en toe een koers won en dan weer
drie maanden niks deed. Ik geloofde in dat paard. Ik wou dat paard hebben. Na
die omzwervingen van Quickie in Nederland, België en Frankrijk kocht de ouwe Smit
hem weer terug. Ik geloof dat het Grotendorst uit Den Haag was, die toen eigenaar
was. Die kwam bij mij en die zei: Ik ben er eindelijk in geslaagd die ouwe geldwolf
van een Smit een poot uit te draaien. Ik zeg: Hoezo? Hij zegt: Ik heb hem Quicksilver
verkocht voor vijfduizend gulden. Ik zeg: Jongen, doe me een plezier, koop hem
terug voor zesduizend, dan koop ik hem van jou voor 6500! Hij zegt: Jan, jij bent
gek, dat paard is geen moer waard! Toen belde Richard Bosma van Smit me op en
die zei dat Quickie bij Geersen zou gaan staan. Ik zeg: Luister Richard, daar
staat ie verkeerd. Want Geersen en ik mochten mekaar niet zo erg. Maar hij ging
toch een half jaar naar Geersen en hij stond er verkeerd. En toen belde Richard
me weer op en die zei: Heb je morgen plaats? Ik zeg: Voor Quickie altijd! Hij
zegt: Hoe weet jij dat je Quickie krijgt? Ik zeg: Gefeliciteerd, jongen, gefeliciteerd!"
Junior:"Ze hadden hem altijd te hard aangepakt. Ze hadden hem altijd willen dwingen.
Maar een paard met zo'n karakter, met zo'n trots en met zo'n ijdelheid moet je
in zijn waarde laten. Aan trainen had ie een hekel. Wij trainden nooit met hem.
Hij kon lekker de hele dag in zijn kampie lopen en daar holde hij wat heen en
weer. Wij waren altijd lief voor hem. Ik kan niet uitleggen wat het is. Hij deed
voor mij en voor vader alles. Hij werd eens gereden door een amateur. Hij deed
niks! Maar je had eens moeten zien hoe hij van start ging als mijn vader op de
sulky zat! Want dat moet ik wel zeggen: hij deed voor mijn vader nog meer dan
voor mij!"
Senior: "Jongen, op de dag dat Quickie bij ons kwam, toen vonden we mekaar. We
vonden mekaar! Dat kan je niet uitleggen. Hij vond mij en ik vond hem. En ik moet
eerlijk zeggen: mijn zoon Jan heeft hem het meest gereden, maar als ik op de sulky
zat, dan knalde hij van start. Dan had ie in tijd van een ogenblik zijn achterstand
van veertig, zestig meter ingehaald. Als de weerlicht."
Junior: "De eerste koers die we met hem reden was op Mereveld en het was de bedoeling
dat ie alleen mee zou lopen, zonder in de fout te gaan. Maar ja, hij voelde zich
lekker en liep gewoon op zijn makkie en toen werd ie nog vier."
Senior: "Ik had tegen Jan gezegd: Hij moet vijf worden en laat hem niet in de
fout gaan. Maar ja, Quick liep gewoon leuk door en toen werd ie drie. Ik zei tegen
Jan: Dat had je niet moeten doen, jongen, want ik heb gezegd dat je vijf moest
worden! Maar ja, Quickie, hè! Een week later zat ik op de sulky en moesten we
tegen Theo Messidor van Geersen. Dat zegt toch wel wat! Ik denk: Ik blijf gewoon
bij Theo rijden, ik zal wel zien. Maar bij de laatste bocht haalt Geersen zijn
been al uit de lus. Teken dat Theo op was! Quick bleef gewoon doorlopen en ik
heb Theo niet meer teruggezien. En Quick liep op zijn gemakkie. Moetje luisteren,
dat paard was toen al negen jaar!"
Junior: "Inderdaad, mijn vader en ik, maar vooral mijn vader, waren de oorzaak
van zijn successen. Wij hebben hem onklopbaar gemaakt. Nou ja, wij vonden de manier
waarop dat paard kon bewijzen dat ie de beste van de wereld was! Er waren genoeg
paarden, die even snel konden lopen als hij. Maar dan hield je even in en dan
gaf je weer gas! Dan vielen de meeste concurrenten meteen af, want de meeste paarden
kunnen wel heel hard lopen, maar niet zo lang achter elkaar! En als je dan nog
een paar concurrenten bij je had, dan hield je weer even in, een paar honderd
meter, en dan gaf je voor de derde keer gas. Nou, meestal was er dan niemand meer
te zien! Het was net een machine, een auto, die Quick! Je kon drie keer gas geven.
Dat was iets enorms. Hij vermoordde ze allemaal op zijn kracht."
Senior: "Quicksilvertje was ambitieus en trots. Jongen, als ie maar kon vertrekken
met een achterstand, dan zat je goed. Hij kon het niet hebben dat er paarden vóór
hem liepen. Dan knalde hij er tussenuit. Moet je luisteren: tachtig meter voor
geven en dan nog met veertig meter voorsprong winnen! Dat kon Quick! Hij was alleen
moeilijk in de kampioenschappen. Want dan ga je met alle paarden gelijk van start!
Hij lag dan meteen voorop en dan wilde hij de rem erop gooien. Dan vond ie er
niks meer aan. Je had dan de grootste moeite om hem te laten winnen. Maar als
je tegen dezelfde paarden liep en je begon met een achterstand, dan reed ie er
binnen de kortste keren overheen! Jongen, dan had je moeten zien hoe hij zich
voelde als hij gewonnen had. Dan liep ie met zijn hoofd omhoog en trots stappend
met zijn benen en als de fotografen eraan kwamen hollen, hield ie even halt voor
het plaatje! Karakter had ie. Hij kon tegen zijn verlies! En dat is karaktervol
als je wereldrecordhouder bent met 142 overwinningen.'..
Junior: "Wij begrepen hem. Wij voelden hem aan, wij lieten hem zichzelf zijn.
Als we naar de koers gingen, dan wilde hij nooit in de auto. Dan ging hij er dwars
voor staan. Wij deden dan net of we dat niet in de gaten hadden en dan ging hij
naar binnen. Als hij 's avonds zijn box in moest, wilde hij altijd nog een klein
happie gras nemen. Dat vond ie lekker, een lekker happie vers gras mee naar binnen
nemen. Maar als je hem wegtrok, dan legde hij zijn oren in zijn nek en dan keek
hij je fel aan, alsof ie zeggen wou: Dat moet je niet doen, makker, dat moet je
niet doen!"
Huu,Quick!
Senior: "Roodkapje, jongen, roodkapje. Daar heb je niks mee te maken, waar ik
met Quickie over praatte. Dat is tussen mij en Ouwe Quick. Maar ik wil je wel
dit zeggen. Ik wou Jan Dooyeweerd een keer laten winnen, want wij kwamen zat aan
de beurt. En Jan reed ook mee, mijn zoon, en die moest afhaken, maar hij riep:
Huu, Quick! En toen won ik toch nog. Want als je "Huu, Quick!" in de race riep,
was ie niet meer te houden.
Junior: "De verhouding die er was tussen mijn vader en Ouwe Quick, dat kan je
niet uitleggen. Ik geloof dat Quickie in mijn vader zijn gelijke gevonden had,
zo iets. In ieder geval had Quick ontzag voor mijn vader en vertrouwen. Hij moest
een keer naar de tandarts. Ze konden hem daar met tien man niet binnen krijgen.
Mijn vader moest erheen en die praatte even met hem en toen ging hij meteen achter
hem aan en zonder dat ie een kik gaf hebben ze toen een stuk van een te ver doorgegroeide
kies geknepen."
Senior: "Ik hield van dat paard, jongen. En hij heeft zoveel voor ons gedaan.
Hij was vijftien toen ie de Grote Prijs der Lage Landen won. Vijftien jaar! Ze
noemden hem niet voor niks toen al een legende, een fenomeen, een koning, de keizer
van de banen! Als je zo'n paard hebt, jongen, en dat paard gaat dan dood... Ik
heb altijd nog gehoopt dat ik met hem nog eens een nieuw Quickie zou kunnen fokken.
Dat heb ik altijd gehoopt."
Junior: "Henri Buitenzorg, daar heb ik een klein hoopje op. Dat kon weleens de
opvolger van Quicksilvertje worden. Hij is pas vier jaar en nu al een topper.
Maar je weet het nooit. Fokken is gokken."
Etter van een knol
Senior: "Henri Buitenzorg. Ben je belazerd! Dat is een etter van een knol. Dat
zeg ik, jongen, een etter van een knol! Nee, Boy van Quick, die kon het weleens
worden. Dat is een kind van Quick, met het karakter van zijn vader. Liever, dat
moet ik toegeven, liever. Maar dat is een paard met het ware draverskarakter.
Die zegt: Goeiemorgen, baas, hoe hard motten we! Mot je luisteren: wij zijn de
topfokkers van Nederland geworden en als je dan een knol hebt als Henri en die
maakt nog steeds van die rotfouten, dan ga je toch af! Maar Boy van Quick. Als
je een koersepaard wil hebben, ahaaaah! Ik geef toe, ik heb Boy verkeerd opgevoed.
Ik ben fout geweest. Ik ben te lief voor hem geweest. Ik was te gek op hem. Ik
was als een opa voor zijn kleinzoon voor hem. Niemand mocht aan hem komen. Ik
hing hem suikerklontjes in zijn haar. Dan kon ie lekker likken. Kijk, dat mot
je niet doen."
Junior: "Het is onbegrijpelijk. Hij liep als een veulentje door zijn kampie. Geen
vogeltje mocht in zijn box zitten. Dat kon meneer niet hebben. Meneer had te veel
karakter om iets anders in zijn box te velen. Ja, nou is ie dood en weg. Ik kan
het nog steeds niet geloven. Ik heb te veel met hem gezegevierd om te kunnen geloven
dat ie nou dood is."
Senior: "Er zei eens iemand tegen mij dat Quick Bruno niet kon kloppen. Ja, dat
zei eens iemand! Ik zeg: Jij mot eens goed luisteren, Jongen. Quickie loopt Bruno
er met dertig meter uit of wil je veertig hebben! 0 zo, zulke dingen laat Jan
Wagenaar zich niet zeggen. Nooit!
Maar ja, het is misschien maar beter zo. Stel je voor dat Quick in de ziekenstal
had gemoeten. Dat ie oud en gebrekkig geworden was. Je had dat paard toch nooit
laten afmaken! Dat had je nooit over je hart kunnen verkrijgen. Nee, eigenlijk
is het een fijne dood voor hem. 's Morgens vroeg in de zon, ineens. Maar gadverdamme,
het had van mij best pas over tien jaar mogen gebeuren. Weet je wat het is? Ik
ben met dat paard gelukkig geweest. Dat paard is bij mij gelukkig geweest. Dat
is het eigenlijk."
Naschrift: De wat vervelende opmerking van Wagenaar senior over Henri Buitenzorg
("etter van een knol") komt in een bijzonder perspectief als je beseft dat de
man een jaar later aan een hart-aanval is overleden op de baan van Mönchen-Gladbach
tijdens een koers van Henri (gereden door junior), waarbij het niet naar wens
ging.