Hall of the Queens : Roquépine
geb. in 1961 (Fr.), rec. 1.15,3 winsom ca. Frs. 4.700.000 (=700.000 Euro)
br. merrie van Atus II uit Jalna IV van Kairos uit Sa Bourbonnaise
Previous Home Next

Roquepine



Haar fokker Henri Levesque was in zijn gloriejaren de magiër van de drafsport. De man toverde de ene na de andere crack tevoorschijn. In 1961, het jaar waarin zijn Masina de double Cornulier-Amérique won, werd Roquépine geboren op de stoeterij in Beuzeville-la-Bastille in Normandië.
Voor Levesque was de fameuze fokmerrie Sa Bourbonnaise een droompaard: een fantastische carrière, een mooi exterieur en uitstekende producten. Hij droomde ervan om met één van haar dochters te gaan fokken en op een goed moment worden hem er zelfs twee aangeboden, de volle zusters Glamour II en Jalna IV, voor de aardige som van 10 miljoen oude Francs (ca. 35.000 gld.). Hij koopt ze en biedt er één te koop aan aan een Italiaanse vriend, die dezelfde droomwens had. Hij laat de Italiaan kiezen en die neemt Glamour II. Zij werd moeder van het goede koerspaard Lamour, die nog in Nederland ter dekking heeft gestaan.
Jalna IV werd moeder van de beste draver ter wereld in de tweede helft van de jaren 60: Roquépine.
In Frankrijk zijn veel straten vernoemd naar beroemde harddravers. Bij Roquépine ging het andersom. Mevrouw Levesque was op weg naar het hoofdkantoor van de Franse Drafsportorganisatie in Parijs, reed toen door de Rue Roquépine en wist meteen een naam, beginnend met een R, voor haar pasgeboren veulen. Naar wie de straat vernoemd is, weten we niet.

In Beuzeville had men in die jaren geen haast met jonge paarden. Als driejarige koerst Roquépine weinig, maar toont naast kwaliteiten ook haar lastige karakter. Na een tweede plaats in de klassieke monté-koers Prix de Vincennes zegt haar rijder François Brohier: "Volgens mij zal ze geen carrière onder het zadel krijgen. Ze verdraagt geen ruiter op haar rug." Maar wat verdraagt ze wel? Op haar entrainement is ze niet altijd even vriendelijk en vaak wispelturig. De vakman Levesque koppelt daarom zijn klassemerrie aan de beste pikeur van Frankrijk: Jean-René Gougeon. Met hem op de sulky geeft de lastige tante het beste van zichzelf.
Als vierjarige is het Critérium haar belangrijkste wapenfeit.
Als vijfjarige had Roquépine in de Prix d'Amérique van 1966 het slechte startnummer 18, tweede gelid aan de buitenkant achter de start-auto. Na een geslaagde start nam ze al snel de leiding over van Apex Hanover, de naar Rusland geëxporteerde Amerikaan en op het laatst hield ze gemakkelijk stand tegen de Amerikaanse Elma, gereden door Hans Frömming.
In 1967 wilde haar eigenaar zelf graag éénmaal in zijn leven de Prix d'Amérique winnen en hij reed zijn merrie naar een gemakkelijke overwinning vóór Oscar RL, die ook in zijn bezit was en gereden werd door Jean-René Gougeon.
In 1968 mocht Jean-René Gougeon de merrie naar haar derde overwinning in deze koers rijden en hij zei: "Ik heb er weinig aan hoeven doen, ze was veel beter dan de rest."
In 1969 was het de grote vraag of Roquépine haar vierde Prix d'Amérique zou winnen. Haar illustere voorgangster Uranie (eveneens 3x) was het niet gelukt en ook de hengsten hadden dit tot dan toe nooit gepresteerd. Heel Europa keek gespannen toe via de televisiebeelden en iedereen hoopte dat zij het zou halen. Maar ze kreeg een zware koers en moest zevendik door de bocht. Bovendien was ze al wat over haar top en werd uiteindelijk slechts zevende.

In de International Trot in New York (een invitatiedraverij om het "wereldkampioenschap") werd Roquépine in 1966 nog net geklopt door Ambro Flight, maar eigenlijk door het koersverloop. De twee volgende afleveringen won ze met gemak. Ook de Elitlopp in Stockholm won ze twee keer. Verder alle belangrijke koersen in Italië. Ze was een fenomeen en werd de meestwinnende draver allertijden. Totaal won ze 42 koersen.

François Brohier reed dikwijls met een van de andere paarden van Levesque in dezelfde koers als de beroemde merrie. Hij vertelde: "Soms, als ik in de kopgroep reed, hoorde ik plotseling aan de buitenkant het sonore geluid van een soort tam-tam. Ik hoefde dan niet eens opzij te kijken en wist gewoon: Daar komt Roquépine aan."

Jean-René Gougeon vertelde over haar: "Een ster, een droompaard. Maar zij was een merrie met een niet altijd even vriendelijk karakter. Ik weet zeker dat zij ons enkele malen een kunstje heeft geflikt door zonder reden in galop te springen. Zij was een vechter. Net als met Bellino II moest je met haar het initiatief nemen. Naar de kop en dan doorduwen."

Net als Ozo wisselde Roquépine fantastische prestaties soms af met teleurstellingen. Vreemd genoeg werd dat door het publiek van Ozo meer geaccepteerd dan van Roquépine. Misschien omdat het bij Ozo beter te verklaren was: lichamelijke ongemakken zoals koliek en een eigenaar, die haar soms niet al te handig reed in de koers. Bij Roquépine leek het door haar karakter te komen. Zij was de beste merrie sinds Uranie, maar er was iets narrigs en iets kouds in haar, iets mechanisch, waardoor ze niet de grote populariteit van bijvoorbeeld Gélinotte, Ozo en Une de Mai heeft gekregen. Maar Roquépine was toch volgens velen de beste dravermerrie van de twintigste eeuw.

Roquépine
Roquépine traint met haar eigenaar op de sulky.

In de jaren 70 was het Franse Draverstamboek gesloten, maar Henri Levesque had andere ideeën. Hij liet Roquépine in de USA eerst dekken door Star's Pride en een jaar later door diens zoon Ayres, met als resultaat de hengsten Florestan en Granit. Deze twee paarden werden niet in het Franse Stamboek opgenomen en mochten daarom niet in de Franse koersen starten. In verschillende Europese landen toonden zij zich uitstekende dravers. Florestan 1.15 won o.a. het Greyhound-Rennen in Duitsland en het Graf Hunyadi-Rennen in Wenen. Granit 1.14 was nog iets beter en won o.a. een groep 1 koers in Napels. Na hun carrière werd de deur van het Stamboek op een kiertje gezet en kocht de Franse staat de beide hengsten aan, om op een staatsstoeterij dekdiensten te verrichten. Zij brachten uitstekende producten en vooral Florestan heeft grote invloed gehad op de Franse fokkerij. Tientallen van zijn zonen en kleinzonen staan nu nog ter dekking.
Roquépine bracht verder nog de goede merrie Hague, die een record had van 1.16 en ca. 800.000 Frs. won.
Eind 1975 is Roquépine op 14-jarige leeftijd gestorven nadat ze een veulen van Kerjacques had verworpen (J-jaargang).

Ze stamt van de Franse basismerrie Gloriette (1894), waarvan, naast bovengenoemde cracks, veel kampioenen afstammen w.o. Infante II 1.14 en haar zoon Sabi Pas 1.17, Natascha du Buisson 1.16 en haar zoon Corot 1.12, Ussania 1.18, Tak Tak 1.14, Itou Jim 1.12.

Bronnen o.a.:
- het boek "Trotteurs de Légende" door Pierre Joly (ISBN-273722707)